
Nieuws van de vrienden
Vanaf maart 2022 ondergaat het stadspaleis een grondige restauratie. De vaste opstelling is op dit moment niet toegankelijk. Lees meer over de restauratie.
Benieuwd wat de vrienden van het museum allemaal doen? Hier vind je een overzicht van nieuws, activiteiten en bijdragen.
Een terugblik op Open Wervendag
We kunnen tevreden terugkijken op een geslaagde Open Wervendag. De regen hield ons niet tegen om de stellingen op te klimmen. Bedankt aan alle vrienden die erbij waren!
De rondleiding begon in de werf van het Schipke.
In de tuin lichtte projectleider Wim al een tipje van de sluier van de nieuwe museumtuinen.
Aannemer Artes was ook aanwezig voor het geven van een deskundige uitleg.
In de beiaardtoren werden we getrakteerd op een stukje muziek door beiaardier Marc.
Over de naamgever van ons museum
Wie was Hiëronymus van Busleyden?
Het Hof van Busleyden is genoemd naar Hiëronymus van Busleyden. Dat weten de meeste mensen, maar wie was hij nu eigenlijk? Aan het begin van de zestiende eeuw bekleedde hij het ambt van raadslid-rekwestmeester bij de Grote Raad, toentertijd het hoogste juridische orgaan in de Nederlanden. Hiëronymus stond, in de jaren dat hij in Mechelen woonde, op vriendschappelijke voet met niemand minder dan de grote Rotterdamse humanist Desiderius Erasmus en ook de beroemde Engelse politicus en filosoof Thomas More behoorde tot zijn vriendenkring.
Opleiding en carrière
Hiëronymus werd ongeveer 550 jaar geleden, rond het jaar 1470, te Aarlen (Arlon) geboren. In 1485 trok hij naar Leuven om te gaan studeren aan de dan zestig jaar oude universiteit. In de eerste jaren van zijn studie maakte hij kennis met de humanistische benadering van het Latijn waarbij het adagium ad fontes, terug tot de bron, uitgangspunt was voor de bestudering van de taal. Na zijn studie in de Artes legde Hiëronymus zich toe op de rechtenstudie. Hoe lang hij daarvoor in Leuven bleef is niet duidelijk, maar in het najaar van 1500 treffen we hem in Orleans aan waar hij zich verdiept in de studie van de jurisprudentie.
In de zomer van 1501 bevond Hiëronymus zich in Padua om daar zijn studies voort te zetten. Op 8 februari 1503 behaalde hij er de doctorstitel in beide rechten, zowel het kerkelijke als het burgerlijke. Bekendheid, vooral in de Nederlanden, verwierf Hiëronymus door zijn benoeming tot lid van de op 22 januari 1504 door hertog Filips de Schone ingestelde Grote Raad. Hiëronymus was een van de vijf geestelijke juristen die aan de raad waren verbonden. Hieruit kunnen we afleiden dat hij wijding tot priester had ondergaan.
Woning en wandschilderingen
Of Hiëronymus al vanaf het begin van zijn loopbaan bij de Grote Raad in het pand woonde dat we nu als het Hof van Busleyden kennen is niet bekend. In de weinige jaren dat hij in dit huis woonde, heeft hij het uitgebouwd tot een indrukwekkende woning die de bewondering afdwong van tal van personen, onder wie Thomas More. In de loop van de eeuwen is het gebouw ingrijpend verbouwd. Vooral de ingrepen in 1863-1864 werden uitgevoerd zonder respect voor de oorspronkelijke toestand. Nog altijd is er veel verwarring rond de vraag of het kleine kamertje met de wandschilderingen, het zogenaamde hypocaustum, ook in de tijd dat Hiëronymus er woonde deel uitmaakte van de woning. De poëzie die hij heeft geschreven laat daarover echter geen enkele twijfel bestaan. Achtereenvolgens bespreekt hij de voorstellingen met Tantalus, Phaeton, Demades en Dionysius, Scaevola en Balthazars feest. Wie de wandschilderingen uiteindelijk heeft vervaardigd is en blijft echter een onopgeloste vraag. Een van de kandidaten is Jan van Roome († 1521), die ook het ontwerp maakte voor Hiëronymus’ grafzerk in de Sint-Romboutskathedraal.
De humanist
Hiëronymus van Busleyden heeft zijn jaren in Mechelen in meerdere opzichten uitstekend benut. Hij onderhield contacten met tal van beroemde personen, zoals Desiderius Erasmus en Thomas More. Deze laatste is waarschijnlijk een van de weinigen die tijdens het leven van Hiëronymus kennis heeft genomen van de gedichten die zijn Mechelse vriend heeft geschreven. Als hij niet beter wist, zou hij menen dat Vergilius ze zelf had geschreven! Aan Erasmus liet hij weten dat de poëzie van deze dichter beslist in drukvorm toegankelijk zou moeten worden gemaakt. Naar aanleiding van zijn bezoek aan Busleyden in 1515 schreef More zelf twee gedichten waarin hij zich lovend uitspreekt over Hiëronymus’ magnifieke woonst en zijn indrukwekkende muntencollectie.
Wellicht belangrijker dan zijn werk als lid van de Grote Raad was Hiëronymus’ initiatief om aan de Leuvense universiteit een opleiding in het leven te roepen voor de bestudering van de drie belangrijkste talen waarin de teksten van het Oude en het Nieuwe Testament zijn overgeleverd: het Hebreeuws, het Grieks en het Latijn. Hij zorgde er per testament voor dat de instelling financieel van de grond kon komen.
Reis naar Spanje en dood
Hoezeer hij door de jonge Karel van Habsburg, de latere keizer Karel V, werd gewaardeerd blijkt uit het feit dat hij in de zomer van 1516 naar Luxemburg werd gestuurd om er uit zijn naam de heerschappij over het hertogdom te aanvaarden. Op 21 juni 1517 werd Hiëronymus benoemd tot raadslid en rekestmeester van Karel. Zijn nieuwe functie leidde ertoe dat hij zijn positie in de Grote Raad moest opzeggen. De eerste belangrijke taak die hij als lid van Karels hofstaat moest vervullen was de voorbereiding van de komst van de nieuwe koning van Castilië – Karel was troonopvolger in direct lijn voor de opengevallen troon – naar zijn rijk in het verre zuiden. Op 24 juni 1517 vertrok Hiëronymus, in het gezelschap van zijn kamerheer Bartholomeus van Vessem, richting Spanje. Twee dagen eerder had Hiëronymus zijn testament ondertekend.
Door een ongunstige wind kon Karel pas op 8 september 1517 vanuit Vlissingen vertrekken naar Spanje. Op 19 oktober meerde zijn schip aan in Villaviciosa en op 18 november van dat jaar werd hij plechtig ontvangen te Valladolid, de hoofdstad van Castilië. Zijn Mechelse raadsman heeft Karel er evenwel niet mogen begroeten want op 27 augustus was Hiëronymus te Bordeaux overleden aan de gevolgen van pleuritis. Bartholomeus van Vessem begeleidde zijn meester, in een loden kist gelegd, terug naar Mechelen waar de stoffelijke resten op 21 september aankwamen. Drie dagen later vond in de Sint-Romboutkerk de uitvaart plaats. Al een dag na zijn aankomst werd zijn testament geopend en werd een begin gemaakt met de uitvoering van zijn diepst gevoelde wens, de oprichting van de instelling die weldra als het Collegium Trilingue naam en faam in de academische wereld zou verwerven.
Wim Hüsken
Een uitgebreidere versie van dit artikel verschijnt binnenkort onder de titel “Hiëronymus van Busleyden: een beknopte levensgeschiedenis” in de Handelingen van de Koninklijke Kring voor Oudheidkunde, Letteren en Kunst van Mechelen, jaargang 126 (2022), blz. 1-24.
Roofkunst uit Frankrijk tijdelijk terug in Mechelen
‘Dit onderdeel van de Rubenstriptiek werd door de troepen van Napoleon meegenomen naar Frankrijk’ Het staat met kleine letters aangegeven als toelichtende tekst onder twee Verborgen Parels die te zien zijn op de gelijknamige tentoonstelling in het Hof van Busleyden.
Het gaat om de zogenaamde predella, het voetstuk van de Rubenstriptiek van de Aanbidding der Wijzen. Die predella was dus een onderdeel van het schilderstuk dat Rubens in 1619 maakte voor onze Sint-Janskerk. Ze bestond uit drie kleinere schilderingen waarvan er nu twee – de aanbidding van de herders en de opstanding van Christus – op de tentoonstelling te zien zijn, in de stad waar ze eigenlijk thuishoren.
De tekst bij de schilderingen is niet helemaal juist: de troepen van Napoleon waren overal in Europa, maar niet in de Zuidelijke Nederlanden. Die waren immers al in 1794 door het revolutionaire Frankrijk bezet en ingelijfd – niet door toedoen van Napoleon, maar door zijn collega Jourdan, die de Oostenrijkers in Fleurus had verslagen.
De Franse revolutionairen zagen het kunstbezit van de ingelijfde gebieden, vooral dat van de kerken en kloosters, als oorlogsbuit. Dat geroofde bezit werd samengebracht in de hoofdstad, in het Louvre. Vanuit Mechelen en andere kunststeden in het huidige België gingen zo, meteen in 1794, wagens beladen met tegen de tweehonderd grote schilderstukken richting Parijs. De Rubenstriptiek uit de Sint-Janskerk was bij de buit, samen met het drieluik van de wonderbare visvangst uit de kerk van Onze-Lieve-Vrouw-over-de-Dijle en andere stukken zoals Van Dijcks Kruisiging uit de kathedraal.
Ook de Wonderbare Visvangst had een predella met drie schilderingen waarvan het overboord werpen van Jonas en de handreiking van Jezus aan de wegzinkende Petrus begin dit jaar als Verborgen Parels te zien waren.
Maar de toevloed van kunstschatten was zelfs het Louvre te groot. Na enkele jaren kwam men met een oplossing. In 1801 stelde de minister van Binnenlandse Zaken onder Eerste Consul Napoleon voor, een deel van de roofkunst af te staan aan vijftien op te richten Musées des Beaux Arts in de grote steden buiten Parijs, waaronder Marseille, Nancy en ook Brussel, de grootste stad van de Noordelijke wingewesten.
Zo werden de Mechelse voetstukken gescheiden van hun triptieken en kwamen ze terecht in Nancy (de predella van de Wonderbare Visvangst) en Marseille (die van de Aanbidding der Wijzen).
In 1815 vond Napoleon zijn Waterloo en werd het geroofde goed teruggevorderd. Koning Willem I deed dat voor de in de Nederlanden buitgemaakte kunst, met inbegrip van de kunstschatten van het Huis van Oranje. Dat ging niet van een leien dakje: de overwinnaars van Waterloo moesten ervoor het Louvre gedurende drie dagen bezet houden om experts de kans te geven het geroofde goed terug te halen. Maar in Nancy en Marseille waren geen troepen van de geallieerden en kon men de teruggave dus niet afdwingen. De voetstukken bleven dus in die twee Musées des Beaux Arts, en daar zijn ze nog steeds. Behalve dit jaar, waar ze in hun plaats van afkomst te zien zijn, op de tentoonstelling van Verborgen Parels. Die van de Wonderbare Visvangst waren tot eind februari te zien; ze zijn nu vervangen door de predella van de Aanbidding der Wijzen.
Verborgen, en in dit geval ook geroofde parels die al twee eeuwen luister geven aan Franse musea.
Het verhaal van de roof is nog niet af: Rubens had immers onder elk van de drieluiken drie schilderingen gemaakt: tussen de hier afgebeelde schilderijen hing in beide gevallen een afbeelding van de gekruiste Christus. Die van de Sint-Janskerk bleef in 1794 behouden door optreden van een alerte parochiaan; die van Onze-Lieve-Vrouw-over-de-Dijle kwam na 1815 in de Russische Hermitage terecht. Anderhalve eeuw later zag de directeur van onze Beiaardschool Jo Haazen deze schildering in Nizjni Novgorod, ten oosten van Moskou. Inmiddels is ze in bezit van een Russische oligarch – het is te begrijpen dat de organisatoren van Verborgen Parels voor dit schilderij geen plek konden vinden…
De vraag of deze vier schilderingen terug naar Mechelen moeten is nog in 2015 bestudeerd op verzoek van toenmalig staatssecretaris voor wetenschapsbeleid Elke Sleurs. Het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium (KIK) heeft een inventaris opgemaakt van in Frankrijk achtergebleven roofkunst, maar sindsdien bleef het stil rond de schilderingen. Dat is misschien wel goed: fijnproevers die deze Verborgen Parels in Mechelen niet zagen hebben een extra reden voor een bezoek aan Nancy of Marseille!
Rogier Chorus, met dank aan ‘Mechelen Mapt’ en het KIK.
Intussen in het museum
Terwijl de tentoonstelling Verborgen Parels furore maakt, wordt achter de schermen hard gewerkt om het museum klaar te maken voor de heropening begin 2024. Maar liefst vijf bouwprojecten worden tegelijk uitgevoerd om straks onze bezoekers nog beter te kunnen ontvangen en de collectie optimaal te tonen en bewaren.
Als eerste werken we aan het exterieur van het museum, een opgave die bij de laatste renovatie niet werd opgepakt. De daken worden vernieuwd, net als het schrijnwerk en de beglazing. Zo optimaliseren we de veiligheid en het klimaat in het museumgebouw.
Met het exterieur knappen we ook de toren van onze pas gerestaureerde beiaard op. Het instrument, een oefeninstrument van De Koninklijke Beiaardschool Jef Denyn, klonk al op 27 april vorig jaar voor het eerst na restauratie tijdens een zwoele voorjaarsavond. De buitenzijde van de toren was echter ook aan een opfrisbeurt toe.
De derde werf betreft ’t Schipke, het prachtige 18e-eeuwse pand op de hoek van de Frederik De Merodestraat en de Sint-Janstraat. Tot 2011 was dit het onderkomen van de beiaardschool, daarna stond het lange tijd leeg. Dankzij een impuls van de Vlaamse overheid in de vorm van een restauratiepremie bouwen we ’t Schipke om tot museumcafé met een heerlijk terras in de tuin.
Ook de tuinen zelf worden onder handen genomen en omgetoverd tot een groene oase in de stad, geïnspireerd op de weelderige renaissance tuinen zoals die in de tijd van Hiëronymus van Busleyden menig stadspaleis sierden. De Antwerpse tuinarchitect Ronald van der Hilst tekende voor het ontwerp dat natuur inclusiever en klimaat adaptiever is dan de huidige versteende vormgeving.
De vijfde werf bevindt zich buiten de Busleyden-site maar heeft alles met de werking van het museum te maken: Depot Rato. Dit langer lopende project opent naar verwachting begin 2024 zijn deuren om de erfgoedcollecties van vijf Mechelse partners samen te brengen en te bewaren voor de toekomst. Van de pen van de paus tot Grootvader Reus: het museum brengt in totaal meer dan 24.000 objecten onder in deze twee depotloodsen.
De vijf werven boden de kans om ook de inrichting van de vaste opstelling in Museum Hof van Busleyden te heroverwegen. Alle stukken moesten immers door de werken verhuizen. Onder leiding van ontwerpbureau Studio Louter is een nieuw museaal verhaal ontwikkeld dat nog steeds vertrekt vanuit de eigenheid en de historie van het huis, het Bourgondisch stadspaleis van Hiëronymus van Busleyden. We kunnen niet wachten jullie weer te verwelkomen in het vernieuwde museum. Thuis in Mechelen!
Terugblikken op afgelopen jaren
Wat hebben we als vrienden van het museum de afgelopen jaren gedaan? Hier kan je terugblikken op de activiteiten en artikels vanaf 2020: